Overgewicht

Insuline is een peptidehormoon dat bestaat uit twee ketens aminozuren die verbonden worden door een aantal disulfide bruggen. Het wordt geproduceerd door de ß-cellen van de pancreas. Dit hormoon heeft onder andere als taak om reserves voor slechtere tijden op te slaan.  Van alle organen is de lever hier het meest geschikt voor, deze heeft de meeste insulinereceptoren (glycogeen voor hersenen en erythrocyten). Ook de spieren (glycogeen en vetreserves voor fight en flight) en de vetcellen (triglycerides als algemene energiereserve) zijn belangrijke reservebronnen Insuline zorgt ervoor dat de glucoseconcentratie in het bloed omlaag wordt gereguleerd. Glucose wordt  vanuit het bloed opgenomen door de ß-cellen en omgezet in ATP. De functie van dit ATP is om de ATP sensibele kaliumkanalen te blokken zodat calcium de cel in kan. Als calcium de cel binnen gaat wordt insuline geproduceerd. Ook is insuline verantwoordelijk voor de remming van de gluconeogenese, de regulering van de vetstofwisseling in de lever, de celdeling, de terugresorptie van natrium door de nieren, de kracht van de hartslag, het tegengaan van verzuring van de cel (Na+/H+ uitwisseling), het stimuleren van de natrium-, kalium- en  magnesiumpompen en de terugtransport van kalium en magnesium naar de cel.

Het ontstaan van diabetes Type I en II

Diabetes Mellitus is een aandoening waar veel honden en vooral veel katten mee te maken krijgen. Er zijn twee typen diabetes te onderscheiden:

Type 1: er wordt te weinig insuline aangemaakt door de alvleesklier. Dit type diabetes manifesteert zich vaak al op jonge leeftijd, is acuut en is snel te herkennen.

Type 2: hierbij zijn de insulinereceptoren die verantwoordelijk zijn voor het transport van glucose de cel in, minder gevoelig voor insuline. De glucose blijft dan in de bloedbaan ondanks een verhoogde concentratie aan insuline in het bloed. Hierdoor raakt de energiehuishouding verstoord. Dit verschijnsel wordt ook wel insulineresistentie genoemd. Dit type diabetes manifesteert zich vaak op latere leeftijd en ontstaat geleidelijk. Vaak worden de vroege symptomen niet herkend, tot het te laat is. Hoewel we bij honden vaker diabetes type I waarnemen, komt ook type II steeds vaker voor. Met name teven kunnen diabetes type II hebben. Dit komt doordat ze telkens tijdens de schijndracht een verhoogd progesterongehalte hebben. Hierdoor wordt er meer suiker gemobiliseerd en is er meer insuline nodig. Op den duur raakt  de alvleesklier hierdoor uitgeput. Bij katten wordt type II vaak waargenomen. Deze vorm van suikerziekte lijkt het meest op type II van de mens. De belangrijkste  veroorzakers zijn te veel koolhydraten (suikers) in de voeding en overgewicht. Medicatie als loopsheidremmers en de ‘poezenpil’ of het gebruik van corticosteroïden kunnen diabetes eveneens in de hand werken.

Voeding

Door de jaren heen is de voeding van hond en kat sterk veranderd. Waar honden en katten van nature prooidiereters zijn, eten de meesten nu droge, koolhydraatrijke brok. De genen van de hond en kat veranderen echter lang niet zo snel als de voeding, deze zijn nog steeds ingesteld op het rauwe dieet. Door de veranderde kwaliteit en   kwantiteit van de voeding raakt verhouding tussen macro- en micronutriënten uit balans. Er zit een overdaad aan suikers in de brok. Bovendien bevat de huidige voeding  vaak te weinig magnesium. Dit leidt ertoe dat cellen ongevoeliger worden voor insuline en kan dus een belangrijke medeoorzaak zijn voor insulineresistentie. Wanneer er  langdurig een koolhydraatoverschot in de voeding bestaat, worden bijna alle weefsels minder gevoelig voor insuline. Er ontstaat een verminderde opname van glucose in  e cel. Daardoor wordt minder ATP vrijgemaakt. Vetcellen daarentegen worden juist gevoeliger voor insuline en zullen derhalve steeds meer glucose opnemen en opslaan als triglyceriden: een vicieuze cirkel ontstaat. Door deze vicieuze cirkel ontstaat een ATP-tekort; een energietekort op hersenenniveau. Dit energietekort vraagt om   aanvulling van energie: voeding dus! Dieren willen steeds meer en vaker eten en lijken dik te wordenv an de lucht.

Te weinig lichaamsbeweging. Veel honden doen drie keer per dag een blokje om en krijgen bij thuiskomst een kant en klare maaltijd voorgeschoteld. De rest van de dag liggen ze te slapen. Ook de meeste katten liggen het grootste gedeelte van de dag in de vensterbank te spinnen, tot het dagelijkse maal wordt voorgeschoteld. Intensief bewegen doen de meeste huiskatten niet. Het percentage pro-inflammatoire cytokinen (zoals TNF-alfa en IL-6), dat wordt uitgescheiden door macrofagen die zich in het vetweefsel bevinden, stijgt bij overgewicht. Deze cytokinen zijn veroorzakers van insulineresistentie omdat het ontstaan van insulineresistentie tijdens infecties en ontstekingen essentieel is om de glucosespiegel op peil te houden ten gunste van het immuunsysteem. Het viscerale vetweefsel bij te dikke honden en katten kan dus worden gezien als een soort ontstekingsweefsel dat een chronische toestand van lage graad ontsteking veroorzaakt. De adipokinen worden uitgescheiden door de adipocyten, deze verhogen de insulinegevoeligheid maar worden bij overgewicht minder uitgescheiden.

Symptomen van insulineresistentie

De belangrijkste symptomen bij insulineresistentie zijn:

- Buikvet

- Over- of ondergewicht

- Huidproblemen

- Spiervermoeidheid